Schouderklachten

Via mijn spreekuur krijg ik geregeld vragen over schouderklachten. Hieronder leg ik uit hoe ik daar als chiropractor naar kijk.

Naast rug en nekklachten zijn schouderklachten een van de meest geziene klachten bij de chiropractor. In Nederland heeft zo’n 30% van de bevolking jaarlijks schouderklachten. Hiervan is ongeveer 60% vrouw. Klachten van de schouder komen vaak weer terug en hebben een langdurig beloop.

Schouderklachten kunnen ontstaan als gevolg van trauma of overbelasting, houding en (structurele) afwijkingen van het houdings- en bewegingsapparaat. Daarbovenop zijn er vaak ook externe factoren die meespelen, zoals spanning, stress, angst en (chronische) vermoeidheid. meespelen, zoals spanning, stress, angst en (chronische) vermoeidheid. De bewegelijkheid van iemands kapsel-bandapparaat en wervelkolom (hyper- of hypomobiel) is ook van invloed op de manifestatie van klachten en op de manier van behandelen. Als de klachten lang aanhouden en het dagelijks leven en het werk beïnvloeden is het goed om er eens serieus naar te kijken.

Mijn werk als chiropractor richt zich op het opheffen (zenuw)storingen in de wervelkolom door middel van specifiek gerichte, gecontroleerde snelle korte bewegingen (spinale manipulatie). De storing bij de meeste schouderklachten is vaak terug te vinden in de nek, bovenrug of schouderblad, maar kan zich ook elders manifesteren. Mijn behandeling brengt vaak snelle verlichting. Als chiropractor wil ik echter vooral ook uitzoeken WAAROM het stoort, zodat er een blijvende oplossing gezocht kan worden. Zo kun je denken aan verkrampte kaakgewrichten of oppervlakkige ademhaling vanwege astma of stress als achterliggende factoren. Wanneer de klachten chronisch zijn, zal naast de chiropractische correctie, ook actie van de patiënt nodig zijn. Hierbij gaat het om gerichte rehabilitatieoefeningen en vaak ook het opvolgen van houdingsadvies. De schoudergordel bestaat uit meerdere gewrichten, nl. schouderblad, sleutelbeen, gewrichten bij het borstbeen en aanhechting bij het schouderblad en de bovenarm zelf. Er moet daarom goed gekeken worden wat de zwakste schakel in deze keten is. Oefeningen en advies worden hierop vervolgens afgesteld.

Zodra de storing in de wervelkolom is verholpen, en de schoudergordel weer normaal functioneert, kunnen de meeste patiënten weer zelfstandig verder trainen. In deze fase zijn er in principe geen klachten meer. Om klachtenvrij te blijven raad ik echter een periodieke controle aan. Mijn rol in dit vervolgtraject is dan meer controlerend en adviserend met als doel het vergroten van de lichamelijke belastbaarheid zonder dat er weer storingen ontstaan.